VN-verdrag

VN-verdrag in theorie

Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (VN-verdrag handicap) is in Nederland op 14 juli 2016 in werking getreden. Vanaf dat moment is Nederland gehouden om het verdrag uit te voeren. Het verdrag moet leiden tot de inclusie van mensen met een beperking. Door het VN-verdrag handicap te ratificeren, heeft Nederland zich verplicht te garanderen dat mensen met een beperking op voet van gelijkheid al hun mensenrechten kunnen uitoefenen. Het College voor de Rechten van de Mens is toezichthouder op de implementatie van het verdrag. Jaarlijks publiceert het College een rapportage met de stand van zaken en aanbevelingen voor de regering over de naleving van het verdrag. De eerste rapportage is op 1 december 2017 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingeleverd[1]. Deze bestrijkt het eerste jaar dat het VN-verdrag handicap in Nederland van kracht was, dus de periode van 14 juli 2016 tot 14 juli 2017.

Kernwaarden
Menselijke waardigheid, autonomie, non-discriminatie, participatie en de gelijkheid van mannen en vrouwen staan hierbij centraal. Dat betekent dat deze beginselen leidend moeten zijn op alle terreinen van het verdrag. Volgens het VN-verdrag moeten we ernaar streven dat mensen met een beperking worden opgenomen in de samenleving en daaraan onbeperkt deel kunnen nemen. In zo’n inclusieve samenleving hebben zij regie over hun eigen leven, doen zij mee op voet van gelijkheid, worden zij niet gediscrimineerd en hebben zij toegang tot dezelfde voorzieningen en diensten als mensen zonder beperking.

Mensenrechten van iedereen
Het VN-verdrag gaat over de rechten van mensen met allerlei soorten beperkingen (lichamelijk, zintuiglijk, verstandelijk), psychische aandoeningen en chronische ziekten, op allerlei levensgebieden, zoals onderwijs, gezondheidszorg, werk, sport en cultuur. Maar het verdrag gaat ook over zaken als bevordering van bewustwording, recht op leven, gelijkheid voor de wet en eerbiediging van de privacy. Strikt genomen gaat het om algemene mensenrechten, maar het VN-verdrag benadrukt nog eens dat deze rechten ook gelden voor mensen met een beperking. Daarnaast benadrukt het 

VN-verdrag extra het belang van toegankelijkheid en persoonlijke mobiliteit voor mensen met een beperking. Het is nodig om deze zaken goed te regelen, zodat de al bestaande mensenrechten binnen het bereik van mensen met een beperking komen.

Verplichtingen
Andere algemene verplichtingen uit het VN-verdrag zijn dat de staat (1) maatregelen neemt om het verdrag uit te voeren, (2) maatregelen neemt tegen discriminatie, (3) bij het maken van beleid rekening houdt met de rechten van mensen met een beperking, (4) waarborgt dat de overheid in overeenstemming handelt met het verdrag, (5) onderzoek doet naar en zorgt voor ontwikkeling van universeel ontworpen goederen en diensten, (6) onderzoek doet naar nieuwe technologieën en mobiliteitshulpmiddelen die geschikt zijn voor mensen met een beperking en (7) hierover toegankelijke informatie geeft. Verder is de staat verplicht maatregelen te nemen om de bewustwording te vergroten over mensen met een beperking. Onder meer door bewustwordingscampagnes te voeren en aan te moedigen dat media mensen met een beperking laten zien op een manier die verenigbaar is met het verdrag (Artikel 4 en 8 VN-verdrag).

Een taak van ons allemaal
Niet alleen de landelijke en lokale overheid moet nu werken aan een inclusieve samenleving. Ook Wmo-raden, lokale belangenorganisaties en mensen met een beperking zelf moeten aan de slag. Een inclusieve samenleving is immers een taak van ons allemaal. Motto bij het VN-verdrag is ‘niets over ons’, zonder ons’ (‘nothing about us, without us’). Om te komen tot inclusie op alle terreinen van het VN-verdrag handicap, is het betrekken van mensen met een beperking en organisaties die hen vertegenwoordigen essentieel.


VN-verdrag in de praktijk

Bouwen aan een inclusieve samenleving begint met het op een inclusieve manier kijken naar mensen met een beperking en hun positie in de samenleving. Vaak wordt gedacht dat mensen met een beperking niet mee kunnen doen omdat zij een beperking hebben. Het VN-verdrag leert ons om een andere bril op te zetten en niet in beperkingen en onmogelijkheden maar in oplossingen en mogelijkheden te denken. 

Werken aan inclusie
Werken aan inclusie betekent: drempels in de samenleving wegnemen, letterlijk en figuurlijk. Bij alles wat we bedenken, maken of bespreken moeten we ons afvragen of we niet onbedoeld drempels opwerpt voor mensen met een beperking. Zo staat het ook in het VN-verdrag. Het VN-verdrag benadrukt dat inspraak en medezeggenschap van mensen met een beperking bij het maken van beleid essentieel is. Zij zijn degenen die het beste kunnen vertellen waar zij drempels in de samenleving tegenkomen. Zij kunnen aangeven wat mogelijke oplossingen zijn.

Rol van de gemeente
Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de implementatie van het VN-verdrag. Zeker nu de gemeenten door de decentralisaties meer taken en verantwoordelijkheden hebben gekregen die mensen met een beperking, aandoening of chronische ziekte aangaan.

Het VN-verdrag kan prima dienen als een richtinggevend kader waarbinnen de decentralisaties in het sociale domein (Wmo 2015, Participatiewet, Jeugdwet, Wet passend onderwijs) betekenis en invulling krijgen. Tijdens de behandeling van het VN-verdrag door de Tweede Kamer is een amendement aangenomen dat de verbondenheid tussen het verdrag en de decentralisatiewetten nog eens extra benadrukt. In dit amendement staat dat gemeenten periodiek een plan moeten maken voor de lokale implementatie van het VN-verdrag. Dit moet één integraal plan zijn dat betrekking heeft op het gehele sociale domein. Deze verplichting is opgenomen in de Wmo 2015, Participatiewet en in de Jeugdwet. Bij de opstelling van dit plan moeten personen met een beperking en hun vertegenwoordigende organisaties worden betrokken. 

Domeinen
Gemeenten kunnen dit op diverse manieren doen, soms zal dit plaatsvinden onder de noemer van een Lokale Inclusie Agenda, maar ook andere aanpakken zijn mogelijk. Naast de beleidsterreinen ondersteuning (Wmo en Jeugdwet), werk (Participatiewet) en onderwijs kunnen gemeenten ook binnen terreinen als cultuur, recreatie, sport, infrastructuur en bouwen en wonen (toekomstige Omgevingswet) invulling geven aan het VN-verdrag.

Bron: coalitievoorinclusie.nl